Dagboek8

DAGBOEK 8

Eert uw vader en uw moeder 

 

Opeens zie ik zijn gezicht, het plezier en het stoeien op bed, paardje rijden, ons op het grote bed laten vallen.

Het grote bed smorgens opmaken met de elastieken, het is een opklapbed. Het bed omhoog duwen. Savonds het bed omlaag doen, de elastieken met een knal tegen de muur laten springen: daar waar het behang los zit, waaraan gepulkt is, waar scheurtjes zitten en waar ik eindeloos  kan staren naar de repeterende bloemtjes structuur. Hier slapen mijn ouders: mijn vader voor,  mijn moeder achter. Ik zie opeens haar handen over mijn geslacht. Ik hoor haar hard lachen. Ik lig tussen hen in. Iemand vindt het leuk om mijn broek steeds naar beneden te sjorren, maar ik vindt het niet leuk en sjor hem steeds omhoog. Ze pakken mijn lijf en ik hou mijn benen gesloten. Ze hebben veel plezier om mij. In deze scene zie ik dat ik er in dit beeld  veel jonger ben en woon in het huis tegenover de Bata. De woning waar ik van twee  hoog van de trap ben gevallen tot de voordeur beneden. Waar de kat van mijn zus en mij met zijn kop door de stront wordt getrokken en waar de kat in doodsangst tot beneden aan de trap wordt achtervolgd.

Ik zit in die tijd een blauwe maandag op ballet.?! In veel documenten wordt ik vrouwelijk genoemd. (projuventute documenten, overlegcommissie met Trimbos). Het zal zo zijn.

De slaapkamer op zolder werkt erotiserend op mijn gevoel zoals alle zolderkamers en slaapkamers in oude huizen. Omdat ze donker zijn, stil zijn, er dode dieren op de vensterbank liggen, je geen geluiden hoort van buiten , alleen het zachte hijgen binnen. Alleen mij niet, mij hoor je niet, ik ben stil, mijn bloed staat stil en ook mijn hart is niet aanwezig.

Ik was bang voor mijn vader. Doodsbang, ik kon niet naar hem kijken. Dat glimlachen, innemend aanhalen, het wrokkige stilzwijgen, de verstarring in zijn ogen, die woedende blik en het staren naar mij, Ik durfde niet te kijken. De grond was veiliger. Ik speelde altijd op de grond onder de tafel, Onzichtbaar, stil. Mijn moeder had het druk, hield de winkel aan de gang. Ik kon van haar geen hulp verwachten. Ze was blij en opgetogen als ik onzichtbaar was.

Zuchtend, verdrietig en boos als ik weer eens in bed had geplast  en wanneer ik mijn onderbroeken smerig en soms slijmerig van bloed en push moest inleveren. Een witachtig vocht in rode en bruine korsten. Soms was ik blij dat er alleen maar harde ronde keutels via mijn broekspijpen op straat vielen. Die bleven tenminste niet vastzitten in mijn onderbroek of ik trok ze er zelf uit. Ik hoefde niet op haar te rekenen. Ook niet op de broeders op school, ook niet op de kapelaans van de Sint Williborderskerk waar ik misdienaar was om 7 uur smorgens. Er viel ook niets te zeggen want het zou niet rijmen met het eerst uw vader en uw moeder en het was klikken en naar spreken over thuis. Ik begreep dat dat niet hoorde.

En waarom werkt een leeg huis erotiserend op me? En kan iemand je aftrekken op een behangtafel? Mijn vader

hielp zijn vriend met behangen. Het huis was leeg. En hij heeft me op de behangtafel gelegd. Dat beeld raak ik niet kwijt. Ze vonden het leuk.

Alles komt terug in geactualiseerde vorm:

De angst om overheersd en gecontroleerd te worden. Handen kunnen triggers zijn, net als muziek zoals het Ave Verum van Schubert, zoenen. Te lange omhelzingen, geen strakke trui om mijn nek. Staren en aankijken vooral mannen, verleidingsrituelen, een hand op mijn knie, slapen in een hotel, dronkenschap,  discossieren, verlies van opgebouwde schijnzekerheden. Spijbelen, de slimmigheid om veel te vragen om zelf niets te hoeven zeggen. Vluchten in mijn veilige opgeslotenheid, onzichtbaar worden, niet mooi gevonden worden, niet bemind worden, alles wat mijn vader mij geleerd heeft toepassen ( tot verbijstering van mijn partner en toevallige ontmoetingen).

Kortom: de goddeloze angst in mijn lijf: praten als een kind, verstijven, hoofdschudden: alles komt langs.

Een leven lang.












De dagboek teksten 1-9  komen uit 1 handgeschreven schriftje en is onderdeel van  een archief dat door mij is aangelegd sinds de gedwongen uithuisplaatsing in 1957.